Inhoudsopgave
- LT 1............................................................................................................................................................
- VT 1............................................................................................................................................................
- VT 1............................................................................................................................................................
- LT 1............................................................................................................................................................
- VT 1............................................................................................................................................................
- VT 2..........................................................................................................................................................
- LT 2..........................................................................................................................................................
- VT 2..........................................................................................................................................................
- VT 2+.......................................................................................................................................................
- LT 2..........................................................................................................................................................
- VT 3..........................................................................................................................................................
- LT 3..........................................................................................................................................................
- VT 3..........................................................................................................................................................
- VT 3+.......................................................................................................................................................
- LT 3..........................................................................................................................................................
- VT 4..........................................................................................................................................................
- LT 4..........................................................................................................................................................
- LT 4..........................................................................................................................................................
- VT 4..........................................................................................................................................................
- LT 1.
screening
Wat is het doel van de screening?
Kijken of de patiënt op de juiste plek is bij de fysiotherapeut
Welke onderdelen bevat de screening?
algemene rode vlaggen uitvragen en specifieke rode vlaggen uitvragen
Rode vlaggen schouderregio:
(Recent) trauma
Al langer bestaande (onverklaarde) koorts
Recent onverklaard gewichtsverlies ( > 5 kg / maand )
Langdurig gebruik corticosteroïden
Constante pijn die niet afneemt in rust of bij verandering van positie
Kanker in voorgeschiedenis
Algemeen onwelbevinden
Nachtelijke pijn (die aanhoudt als u van houding veranderd bent)
Uitgebreide neurologische tekenen en symptomen
Heftige pijn, uitstralende pijn richting arm of hand
Dyspneu, pijn op de borst
Na de screening heb je verschillende mogelijkheden
- Pluis
o Herkenbaar patroon, indicatie voor fysiotherapie
- Niet pluis
o Niet herkend patroon
o Wel herkend patroon maar niet fysiotherapeutisch
o Herkenbaar patroon maar met 1 of meer afwijkende
symptomen
o Onverklaarbaar afwijkend beloop
Anamnese
Welke informatie mist nog?
wat doet mevrouw in het dagelijks leven, waarom dit jaar wel pijn na de
- VT 1.
art. sternoclavicularis
- kop: het mediale uiteinde van de clavicula (het sleutelbeen)
- kom: het claviculair gewrichtsvlak op het manubrium sterni (het
bovenste deel van het borstbeen)
het gewricht heeft ook een discus articularis (gewrichtsschijf) van vezelig
kraakbeen die gewrichtsoppervlakken gedeeltelijk scheidt.
De 4 ligamenten die dit kapsel versterken zijn:
1. Ligamentum sternoclaviculare anterius
Verloopt van de voorkant van het manubrium sterni naar het
mediale uiteinde van de clavicula.
Voorkomt overmatige retractie (naar achteren bewegen) van
de clavicula.
2. Ligamentum sternoclaviculare posterius
Verloopt van de achterkant van het manubrium sterni naar het
mediale uiteinde van de clavicula.
Beperkt overmatige protractie (naar voren bewegen) van de
clavicula.
3. Ligamentum interclaviculare
Verbindt de mediale uiteinden van beide claviculae over de
bovenrand van het manubrium sterni.
Helpt de claviculae op hun plaats te houden en voorkomt
overmatige neerwaartse verplaatsing.
4. Ligamentum costoclaviculare
Verbindt het inferieure oppervlak van de clavicula met het
kraakbeen van de eerste rib.
Dit is een zeer krachtig ligament dat bewegingen van het
sleutelbeen in verschillende richtingen beperkt, zoals elevatie
en opwaartse schuiving.
Dit gewricht heeft 3 bewegingsmogelijkheden:
1. Protractie en retractie
2. Elevatie en depressie
3. Rotatie om de as
art. acromioclavicularis
Hoe heet het ligament aan de bovenzijde van het kapsel?
Ligamentum acromioclaviculare
Het liagmentum coracoclaviculare bestaat uit 2 delen die in verschillende
vlakken samenwerken om de clavicula met de scapula te stabiliseren.
1. Lig. Trapezoideum
a. Ligt in een vrijwel frontaal vlak
b. Loopt van het processus coracoideus van de scapula naar de
trapezoide lijn.
2. Lig. Concoideum
a. Ligt in een vrijwel saggitaal vlak
b. Loopt van de basis van het processus coracoideus naar de
conoide tuberkel.
art. acromioclavicularis is ook een kogelgewricht, de bewegingen zijn:
- Om een sagittale as beweegt de scapula naar lateraal of mediaal
- Om een frontale as kantelt de scapula voor of achterover
- Om een longitudinale as wordt de hoek tussen clavicula en scapula
kleiner of groter
- VT 1.
Functie van de : m. rhomboideus major en minor
Major: trekt de scapula naar binnen (retractie) en omhoog (elevatie) en
roteert de scapula naar beneden
Functie van de : m. teres major
Adductie van de arm, interne rotatie van de arm, extensie van de
schouder
Functie van de : m. infraspinatus
Externe rotatie van de schouder, stabilisatie van het schoudergewricht
Functie van de : m. teres minor
Externe rotatie van de schouder, stabilisatie van het schoudergewricht
Functie van de : m. supraspinatus
- Anamnese: o Pijn bij tillen van de arm, vaak 's nachts. o Zwakte bij specifieke bewegingen (zoals abductie of externerotatie).
- Klinische testen: o Empty Can Test: Voor supraspinatus. o External Rotation Lag Sign: Test voor infraspinatus.Onvermogen om de arm in externe rotatie te houden is eenpositief teken. o Gerber’s Lift-Off Test: Voor subscapularis. Pijn ofonvermogen om de hand van de rug te duwen is positief. o Drop Arm Test: Pijn of het onvermogen om de arm langzaamte laten zakken is positief.
- Beeldvorming: o Echografie of MRI: Toont een ruptuur, verdikking ofdegeneratie van een pees.
- Bursitis (bijvoorbeeld subacromiale bursitis)Definitie: Ontsteking van de bursa subacromialis, vaak door overbelastingof compressie.Aantonen:
- Anamnese:o Pijn bij bewegingen boven het hoofd en 's nachts.o Vaak acuut ontstaan na overbelasting of trauma.
- Palpatie:o Lokale gevoeligheid rond de subacromiale ruimte.
- Klinische testen:o Neer Test: Pijn bij passieve flexie van de arm, wijst opcompressie van de bursa.o Hawkins-Kennedy Test: Pijn bij interne rotatie duidt opimpingement van de bursa.o Painful Arc Test: Pijn tussen 60° en 120° abductie suggereertbursitis.
- Beeldvorming:o Echografie: Toont verdikking of vochtophoping in de bursa.o MRI: Geeft een gedetailleerder beeld bij twijfel.
- Welke type pijn zijn er volgens de IASP-classificatie?o Nociceptieve pijn, deze pijn komt voort uitweefselbeschadiging of bedreiging daarvan. Dit is een scherp,dof of kloppende pijno Neuropathische pijn, pijn veroorzaakt door ziekte van hetzenuwstelsel. Dit is en brandend, tintelend of stekende pijno Nociplastische pijn, pijn die voortkomt uit verandering in depijnverwerking zonder duidelijke weefselbeschadiging ofzenuwbeschadiging, vaak chronisch
o Pijn van gemengde oorsprong, een combinatie van
verschillende pijnen
o Psychogene pijn, pijn waarbij psychologische factoren een
dominante rol spelen in de perceptie ervan
Bij leertaak 1 is sprake van nociceptieve pijn.
Wat had ze eerst?
Bursitis
Cuff problemen
Bursitis
Impingement
Kapsel
- VT 1.
Testen van articulaire beweeglijkheid in de schoudergordel
Stenvers testen: (om een globale indruk te krijgen)
- Okselhaargrens
Je gaat kijken wat er gebeurt bij abductie-elevatie, kijkt naar het
schouderblad wat richting lateraal beweegt, dit zegt iets over de
compensatie die het schouderblad moet maken om abductie-
elevatie te realiseren
- Clavicula-rol
Je doet de elevatie van de arm en palpeert de clavicula. Deze rolt
eerst naar voren en vervolgens naar achteren.
- Caudaal glijden scapula
Je brengt de arm omhoog, en volgt de scapula die bij maximale
elevatie iets inzakt (dit is goed)
- CTO (cerrecaal torrecale overgang)
Kin op de borst, zoek c6 en palpeer deze terwijl je patient de arm
eleveert. Deze wervelstructuren horen een beetje te draaien bij de
laatste 10 graden.
- Horizontale adductie
Met 1 arm maak jij de horizontale adductie en met de andere arm
hou je de scapula vast. Je krijgt tijdens deze oefening veel druk ok
- VT 2.
De spieren aan de voorzijde van de romp die naar de schoudergordel en
humerus lopen:
- M. pectoralis major
- M. pectoralis minor
- M. subclavius
De oppervlakkige rugspieren:
- M. trapezius
- M. latissimus dorsi
- M. levator scapulae
- M. rhomboideus major en minor
Spieren aan de zijwand van de thorax:
- M. serratus anterior
De origo en insertie van deze spieren zijn:
1. Pectoralis Major
Origo:
o Clavicula (sleutelbeen): de mediale helft van de clavicula.
o Sternum (borstbeen): het gehele sterum en de bovenste zes
ribkraakbeenderen.
o Abdominale schede van de rectus abdominis (de aponeurose
van de rectus).
Insertie:
o Crista tuberculi majoris van de humerus (de grote tuberkel van
de bovenarm).
2. Pectoralis Minor
Origo:
o De bovenste 3 tot 5 ribben (anterieur van de ribben).
Insertie:
o Proc. coracoideus van de scapula (het uitsteeksel op de
schouderblad).
3. Subclavius
Origo:
o Het kraakbeen van de eerste rib.
Insertie: o De onderste oppervlakten van de clavicula (sleutelbeen).4. Trapezius Origo:o Protuberantia occipitalis externa (achterhoofdsbeen),ligamentum nuchae (nuchale ligament), en de processusspinosus van de 7e cervicale en de 12 thoracale wervels. Insertie:o Clavicula (sleutelbeen), acromion (schoudertop), en het spinascapulae (het schouderblad).5. Latissimus Dorsi Origo:o Processus spinosus van de onderste zes thoracale wervels, delendenwervels (via de fascia thoracolumbalis), de iliac crest(heupkam), en de onderste drie of vier ribben. Insertie:o Crista tuberculi minoris van de humerus (de kleine tuberkelvan de bovenarm).6. Levator Scapulae Origo:o Processus transversus van de eerste vier cervicale wervels(C1-C4). Insertie:o De bovenste hoek van de scapula (het schouderblad).7. Rhomboideus Major Origo:o Processus spinosus van de T2 tot T5 wervels (thoracalewervels). Insertie:o De mediale rand van de scapula (schouderblad), van het spinascapulae tot de onderste hoek.8. Rhomboideus Minor Origo:o Ligamentum nuchae en de processus spinosus van de C7 enT1 wervels. Insertie:o De mediale rand van de scapula, ter hoogte van de spinascapulae.9. Serratus Anterior Origo:o De eerste negen ribben (van de buitenkant van de ribben). Insertie:
Wat voor behandelduur wordt geadviseerd?6 – 12 wekenStug eindgevoel is ligament of kapsel probleem, dan kan je dus articulairgaan behandelenMaak een behandelplan voor mw. S. AriouerGebruik hiervoor het CLUCKS modelWeek 1: informeren (over: klacht, prognose, oorzaak, lokalisatie)Week 2: adviseren (hoe om te gaan met de klacht.Belasting/belastbaarheid)Week 3 en week 4: bewegingspatroon verbeteren middels manueeltherapieWeek 3 en week 4: coördinatie en proprioceptie verbeterenWeek 5 tot week 7: mobiliteit verbeteren door middel van oefeningenWeek 7 tot het einde: kracht trainen van de abductoren en exorotatoren(teres minor, deltoidius, supraspinatus)Week 11 tot einde: sport specifiek kracht trainen
- VT 2.
1. Spierkracht Rotatoren Cuff
De rotator cuff bestaat uit vier
spieren: supraspinatus, infraspinatus, teres minor en subscapularis.
Hieronder volgt een overzicht voor een algemene spierkrachtbeoordeling
van de rotator cuff.
Origo:
o Supraspinatus: Fossa supraspinata van de scapula.
o Infraspinatus: Fossa infraspinata van de scapula.
o Teres minor: Margo lateralis van de scapula.
o Subscapularis: Fossa subscapularis van de scapula.
Insertie:
o Alle vier spieren hechten aan de tubercula van de humerus:
Supraspinatus: Tuberculum majus van de humerus.
Infraspinatus: Tuberculum majus van de humerus.
Teres minor: Tuberculum majus van de humerus.
Subscapularis: Tuberculum minus van de humerus.
Functie:
o Supraspinatus: Abductie van de schouder (eerste fase).
o Infraspinatus & Teres minor: Externe rotatie van de
schouder.
o Subscapularis: Interne rotatie van de schouder.
Uitgangshouding (patiënt):
o Schouder in neutrale positie (arm langs het lichaam) of in
lichte abductie voor specifieke spieren (supraspinatus).
Werkhouding (therapeut):
o Handgrepen die stabiliseren of weerstand bieden, zoals
bij isometrische
contractie in abductie, externe of interne rotatie van de
schouder.
2. Spierkracht Flexie Elleboog
De spierkracht van de elleboogflexoren, zoals de biceps
brachii, brachialis, en brachioradialis.
Origo:
o Biceps brachii:
Caput longum: Tuberculum supraglenoidale van de
scapula.
Caput breve: Processus coracoideus van de scapula.
o Brachialis: Voorzijde van de humerus.
Functie: Depressie, abductie en omlaagwaartse rotatie van de scapula. Uitgangshouding (patiënt): o Arm in abductie en externe rotatie van de schouder. Werkhouding (therapeut): o De therapeut strekt de arm in abductie en externe rotatie om de lengte van de spier te evalueren.6. Spierkracht Pectoralis MajorDe pectoralis major is verantwoordelijk voor de flexie, adductie en internerotatie van de schouder. Origo:o Clavicula, sternum, en de ribben (bovenste zes). Insertie:o Crista tuberculi majoris van de humerus. Functie: Flexie, adductie, en interne rotatie van de schouder. Uitgangshouding (patiënt):o Arm in neutrale positie of lichte flexie. Werkhouding (therapeut):o Duim op de binnenkant van de schouder bij beweging tegenweerstand om adductie te testen.7. Spierkracht M. DeltoideusDe deltoideus is verantwoordelijk voor de abductie van de arm enverschillende andere functies afhankelijk van de vezels. Origo:o Clavicula (voorste vezels), acromion (middenste vezels), spinascapulae (achterste vezels). Insertie:o Tuberositas deltoidea van de humerus. Functie: Abductie, flexie, extensie en rotatie van de schouder. Uitgangshouding (patiënt):o Arm in abductie of flexie om de verschillende vezels tetesten. Werkhouding (therapeut):o Ondersteun de bovenarm en geef weerstand tegen de pols inrichting van de gewenste beweging.8. Spierkracht M. Latissimus DorsiDe latissimus dorsi is een belangrijke strekker van de schouder. Origo:o Processus spinosus van de T7 tot L5, het sacrale gebied, en deiliac crest. Insertie:o Crista tuberculi minoris van de humerus. Functie: Extensie, adductie en interne rotatie van de schouder. Uitgangshouding (patiënt):o Arm in abductie en flexie van de schouder. Werkhouding (therapeut):
o De therapeut biedt weerstand tegen het bewegen van de arm in adductie en extensie van de schouder.9. Spierkracht M. RhomboideusDe rhomboideus spieren zorgen voor de retractie en stabilisatie van descapula. Origo:o Rhomboideus minor: Ligamentum nuchae en C7-T1.o Rhomboideus major: T2-T5. Insertie:o Mediale rand van de scapula. Functie: Retractie van de scapula, stabilisatie van het schouderblad. Uitgangshouding (patiënt):o Arm in neutrale positie of lichte protractie van de scapula. Werkhouding (therapeut):o Weerstand bieden tegen de beweging van de schouderin retractie.10. Spierkracht M. Serratus AnteriorDeze spier stabiliseert de scapula en maakt abductie van de arm mogelijk. Origo:o De eerste negen ribben. Insertie:o De mediale rand van de scapula (voorzijde). Functie: Abductie en omlaagwaartse rotatie van de scapula. Uitgangshouding (patiënt):o Arm in abductie van de schouder. Werkhouding (therapeut):o Weerstand bieden tegen de schouder in abductie van de arm.11. Spierkracht Mm. TrapeziiDe trapezius stabiliseert en beweegt de scapula. Origo:o Ligamentum nuchae en de processus spinosus van de C7-Twervels. Insertie:o Clavicula, acromion, en spina scapulae. Functie: Beweging van de scapula (retractie, elevatie, en rotatie). Uitgangshouding (patiënt):o Arm in neutrale positie. Werkhouding (therapeut):o Weerstand bieden tegen elevatie of retractie van descapula.12. Spierlengte M. Trapezius Pars DescendensDe pars descendens is betrokken bij het oplichten van de scapula. Origo:o Ligamentum nuchae en de processus spinosus van decervicale wervels.
o Beperkte elleboogflexie en supinatie: De biceps spelen een sleutelrol in het buigen van de elleboog en het draaien van de onderarm (supinatie).o Impact op dagelijks leven: Moeite met het tillen van voorwerpen (zoals tassen of een boodschappentas) of het opheffen van je hand naar je hoofd. Problemen met het openen van een deur of het vasthouden van voorwerpen in je hand (zoals het vasthouden van een vork of een gereedschap). Gevolgen verminderde lengte:o Moeite met extensie: Als de biceps spier te kort is (doorbijvoorbeeld verkorting door inactiviteit of letsel), kan hetmoeilijk zijn om de arm volledig te strekken, wat invloed heeftop het kunnen uitvoeren van bewegingen zoals het reiken naariets op ooghoogte of het draaien van een sleutel in het slot.3. Triceps Brachii (Strekking Elleboog) Gevolgen verminderde kracht:o Beperkte elleboogstrekking: De triceps is verantwoordelijkvoor het strekken van de elleboog. Verminderde kracht kanleiden tot een moeilijker vermogen om de arm te strekken.o Impact op dagelijks leven: Moeite met het duwen van zware objecten, zoals hetduwen van een deur of het tillen van een zware koffer. Beperktere mobiliteit bij het dragen van voorwerpen metgestrekte armen, zoals het vasthouden van een kind ofhet tillen van een tas boven je hoofd. Gevolgen verminderde lengte:o Verminderde flexibiliteit van de arm: Het kan moeilijkerzijn om de arm volledig te strekken, wat het dagelijksfunctioneren beperkt bij activiteiten zoals het plaatsen vanvoorwerpen op hoge planken of het achter je hoofd reiken.4. Pectoralis Minor Gevolgen verminderde kracht:o Beperkte scapulabeweging en schouderstabiliteit: Depectoralis minor helpt bij de depressie en rotatie van hetschouderblad. Verminderde kracht kan leiden tot een gebrekaan stabiliteit in de schoudergordel, wat de bewegingen vande schouder beïnvloedt.o Impact op dagelijks leven: Moeite met het reiken naar achteren of het doen vanactiviteiten waarbij de schouderbladbeweging vereist is,zoals het bereiken van iets achter je of het tillen van eenzware tas. Kan leiden tot een verkeerde houding (bijvoorbeeldingezakte schouders), wat pijn of ongemak kanveroorzaken bij langdurig zitten of staan.
Gevolgen verminderde lengte: o Beperkte bewegingsuitslag van de schouder: Dit kan dagelijkse handelingen moeilijker maken, zoals het aantrekken van een jas, het dragen van een tas of het reiken naar iets boven het hoofd.5. Pectoralis Major Gevolgen verminderde kracht:o Beperkte schouderbeweging: De pectoralis major isbetrokken bij schouderflexie, adductie en interne rotatie.Verminderde kracht beïnvloedt bewegingen die deze functiesvereisen.o Impact op dagelijks leven: Moeite met het optillen van voorwerpen voor je of hetduwen van voorwerpen weg van je (zoals duwen van eenzware deur of het duwen van een winkelwagentje). Moeilijkheden bij het uitvoeren van taken diearmbewegingen naar voren of naar binnen vereisen,zoals het opruimen van een werkoppervlak of het tillenvan een object op borsthoogte. Gevolgen verminderde lengte:o Moeite met het bereiken van het bovenlichaam of naarvoren bewegen van de arm: Als de spier te kort is, kan hetmoeilijk zijn om de arm naar voren of boven je hoofd tebewegen, wat invloed heeft op dagelijkse activiteiten zoals hetdragen van zware voorwerpen of het uitkleden.6. Deltoideus (Schouder) Gevolgen verminderde kracht:o Beperktere armbewegingen, vooral bij abductie: Dedeltoideus is essentieel voor het abducteren van de arm.Verminderde kracht kan leiden tot moeilijkheden met hetheffen van de arm boven schouderhoogte.o Impact op dagelijks leven: Moeite met het bereiken van objecten boven je hoofd,zoals een hooggelegen plank in de keuken of het tillenvan een voorwerp boven je hoofd. Problemen met het tillen van voorwerpen uit zijwaartsepositie (zoals het tillen van een tas of koffer). Gevolgen verminderde lengte:o Beperktere flexibiliteit: Als de deltoideus te kort is, kan hetmoeilijk zijn om de arm volledig naar boven te heffen, watdagelijkse taken zoals het hangen van een schilderij of hetbereiken van iets in de kast bemoeilijkt.7. Latissimus Dorsi Gevolgen verminderde kracht:o Beperktere armbewegingen (vooral adductie enextensie): De latissimus dorsi helpt bij het terugtrekken van